Hoe komt een kostbaar instrument uit de werkplaats van Aristide Cavaillé-Coll in Panningen terecht?
De politieke situatie in Europa was eind 19e eeuw zowel in Frankrijk als Duitsland sterk antireligieus. Kloosterorden weken daarom uit naar Nederland. Zo ook de congregatie van de Franse Lazaristen (in 1625 gesticht door de Vincent dePaul). In 1882 namen ze hun intrek in Wernhoutsburg, vlak over de grens bij Zundert, om daar voorlopig Franse jongens op te leiden. Spoedig meldden zich ook Nederlandse jongens aan. In 1902 nam de antireligieuze stemming toe en werd in 1903 in Panningen een klooster aangekocht. Dit klooster was in 1878 gebouwd door de zusters Ursulinen uit Geilenkirchen. De Lazaristen wilden het gebruiken als tijdelijk grootseminarie voor de hogere opleiding van 22 studenten.
Tegelijk diende het huis ook als toevluchtsoord voor het geval alle Franse Lazaristen inclusief de Generale Overste, Frankrijk zouden moeten verlaten.
Het aangekochte klooster werd al snel fors uitgebreid. In 1908 werd de huidige kapel in neogotische stijl gebouwd en ingezegend (zie voor meer info over de kapel op de pagina Kapel voor de Kunsten). Het Missiehuis Sint Jozef is tegenwoordig het bestuurscentrum van de Nederlandse Provincie van de Lazaristen en kloosterbejaardenoord.
De kapel is met inventaris een rijksmonument (Rijksmonumentnr. 525610). De inventaris omvat de grafkelder, de sacristie, het Cavaillé-Coll-Mutin orgel en de gebrandschilderde ramen uit het atelier van Nicolas in Roermond.
Voor deze kapel is in 1912 in Parijs een orgel gebouwd door de beroemde Franse orgel-bouwer Cavaillé-Coll en zijn medewerker Mutin. Dit orgelbouwergeslacht bouwde orgels in veel grote kathedralen van Frankrijk, zoals in de Notre Dame te Parijs, Rouen, Caen en zeker niet te vergeten het orgel van de St. Sulpice, het grootste orgel van Cavaillé-Coll met 102 registers waarop o.a. Caesar Franck als organist en componist, triomfen vierde.
Pater Jan Suylen, die op doortocht was van een grootseminarie op Sicilië naar een nieuwe taak in Panningen, bezocht in de zomer van 1911 samen met de student Guillaume Willem Janssen, uit Panningen, het orgelatelier van Mutin in Parijs. Charles Mutin vertelde dat hij vroeger les had gehad van de Lazaristen en het een eer beschouwde voor hen een orgel te mogen bouwen tegen ‘een redelijke prijs’. Zij waren meteen erg enthousiast.
Het klooster in Panningen was financieel geheel afhankelijk van Parijs en dus werd aan de Generale Overste in Parijs gevraagd om een orgel omdat “de nieuwe kapel zo onaf is met twee lege galerijen”. Daarop moet deze geantwoord hebben: “Het kind kan nog nauwelijks lopen en wil al een orgel”. Toch komt er in januari 1912 toestemming tot de bouw onder de voorwaarden dat het instrument van goede kwaliteit is, van bescheiden omvang en niet duurder dan 10.000 Franse francs. Een maand later ligt een ontwerp voor een orgel op tafel, inclusief het prijskaartje dat zegt: ”De prijs is vastgesteld als uitzonderlijke gunst omdat het een klooster van de Lazaristen is, op 10.000 francs”. “Het is wel een groot bedrag maar voor een instrument waar men geen spijt van zal hebben”.
Uiteindelijk blijkt men later toch uit te komen op 12.550 francs (omgerekend naar nu ongeveer een half miljoen euro).
Gevraagd wordt met spoed bouwtekeningen van de kapel en van de galerijen te sturen. De bouw zal een half jaar duren. In het archief van het missiehuis is daarover uitgebreide correspondentie te vinden. Het loopt echter uit. Eind november komt het bericht binnen dat er zestien kisten per trein naar Maastricht zijn gestuurd op weg naar de eindbestemming Venlo. Twee monteurs van het Parijse atelier komen het orgel in de kapel monteren. En daar wacht hun een onaangename verrassing! De mondelinge overlevering zegt dat de orgelbouwers bij binnenkomst in de kapel de schrik van hun leven kregen. Volgens de hen toegezonden bouwtekeningen zou de kapel hoge spitsbogen hebben. Die waren in eerste instantie ook door de architect getekend, maar naderhand veranderd in lagere bogen omdat boven de kapel een slaapzaal werd gebouwd. Het in Parijs vervaardigde orgelfront paste niet tussen de bogen: het was te breed en te hoog. De twee bouwers stonden voor een hopeloze opgave, waarvoor ‘De lange smid’ Straeten van Panningen uitkomst bood. Hij maakte zware ijzeren hoekijzers om het orgelfront aan de orgelkast, die op de tribune stond, op te hangen. De twee pinakels, die het orgelfront links en rechts moesten versieren, kwamen op de zolder van het Missiehuis terecht. De smid hield er een uitnodiging aan over om in Parijs te komen werken, waar hij toch maar niet op in ging.
Bij het inspelen op 21 december 1912 door een Parijse organist maakt het orgel een voortreffelijke indruk op beroepsorganisten, zoals de organist van de kathedraal van Roermond en op amateurs. Ze zijn enthousiast over de kwaliteiten van het orgel en de plaatsing in de kapel. Overste Hubert Meuffels dankt enkele maanden later de Generale Overste te Parijs voor dit magnifieke cadeau en zegt dat men verrukt is.